Valt het je ook niet op in het voorjaar dat alles in de natuur zo vanzelf gaat? Alle planten en bomen beginnen zo maar weer opnieuw uit te lopen en te groeien, de pasgeboren lammetjes springen overal in de wei en de vogels beginnen weer te fluiten en te nestelen. Je verbaast je er elke keer weer over dat dat allemaal zo gesmeerd gaat.
Wanneer je de koppels ganzen en aalscholvers over ziet vliegen in een keurige V-formatie, dan denk je bij jezelf: hoe regelen ze dat allemaal, wie bepaalt er bij hen nou waar ze heen gaan en hoe weten ze de weg.
In de natuurgebieden zie je hoe de eenden zich weer twee aan twee aan het voorbereiden zijn om te gaan broeden. Ze vinden allemaal een plekje waar ze een nest kunnen maken en overal is eten in overvloed voor ze. Ze doen allemaal wat ze moeten doen, terwijl je toch niet kunt zeggen dat het een soort geprogrammeerde marionetjes zijn. Nee, ze leven er lustig op los, ze halen allerlei capriolen uit en ze reageren heel verrassend op de dingen die om hen heen gebeuren.
Ja, wonderlijk is dat, dat al die dieren zo zelfstandig zijn en dat ze zo goed voor zichzelf kunnen zorgen. Daar hebben ze verder niemand voor nodig lijkt het wel. Ze weten precies wat ze wel en wat ze niet moeten doen. En ook wat ze moeten eten. Ook al weten ze van nature niet eens altijd wat het is. Want hoe weet een Nederlandse koolmees bijvoorbeeld nou wat pinda’s zijn!
Er was eens een engels filmpje in een kinderprogramma over mezen, hoe intelligent die diertjes wel zijn. In dat filmpje zag je ze ’s morgens vroeg de doppen open maken van de melkflessen die de melkman bij zijn klanten had neergezet. Ze hadden ontdekt dat de room bovenin de fles best lekker was! Wie zou ze dat bijgebracht hebben denk je dan!
En zo is dat met alle levende wezentjes in de natuur: ze zijn allemaal zelfstandig, ze gaan allemaal hun eigen gangetje en weten alles te vinden wat ze nodig hebben. Zelfs pissebedden en regenwormen!
Als je daar zo over loopt te mijmeren, over al die dieren die al eeuwen en eeuwen lang zo hun gang gaan, dan denk je bij jezelf: wat zijn wij mensen dan toch krikkemikkig bezig met al onze intelligentie en kennis! Wat maken wij er toch vaak een ingewikkelde puinhoop van. En wat zijn we bezorgd over van alles en nog wat. Soms denk ik dat we best wel wat van die simpele diertjes kunnen leren. En ik ben niet de eerste die dat denkt. Twee duizend jaar geleden had Jezus het daar ook al een keer over. “Wees niet bezorgd over je leven, wat je zult eten of over je lichaam, waarmee je je zult kleden. Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. Let op de vogels, zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver ga jij de vogels te boven!”
Dat klinkt wel een beetje naïef, hè? Volgens Jezus hebben de vogels en de bloemen geen zorgen omdat ze zich laten verzorgen door Degene aan wie ze hun bestaan te danken hebben. En daar zouden we dan maar een voorbeeld aan moeten nemen!
Toch is het minder naïef dan je misschien denkt hoor.
Kijk, er is een groot verschil tussen de mens en de rest van de levende natuur. De mens heeft een onbeperkte vrije wil. Dieren hebben ook wel een vrije wil, maar die is beperkt. De wil van een dier gaat niet verder dan wat bij ze past en goed voor ze is. Ze zullen bijvoorbeeld nooit iets eten waarvan ze intuïtief weten dat het schadelijk is voor ze. Hun wil heeft grenzen waar ze niet buiten gaan. Toch ervaren ze dat niet als onvrijheid. Integendeel: ze voelen zich zo vrij als een vogel. Maar ze kunnen alleen maar doen wat bij ze past en ze hebben van nature een afkeer van alles wat schadelijk voor ze is. Daar liggen de grenzen van hun wil.
Maar een mens heeft een vrije wil gekregen die géén grenzen kent. Daarom kan een mens in principe van alles doen, of het nu goed voor hem is of slecht. Hij is tot alles in staat. Waarom? Kennelijk omdat hij heel veel verstand gekregen heeft. En het is de bedoeling dat hij dat verstand gebruikt om met die vrije wil zelf te bepalen wat wel kan en wat niet. Hij kan daarom goede en slechte keuzes maken.
Een dier kan dat niet. Daarom zijn er eigenlijk geen goede dieren of slechte dieren. Je kunt dieren nooit iets kwalijk nemen. Omdat ze niet bewust kunnen kiezen tussen goed en kwaad.
Maar bij ons mensen ligt dat anders. Wij hebben wél de keuze tussen goed en kwaad. Daarom zijn er goede mensen en slechte. Omdat we kunnen kiezen. Natuurlijk is het de bedoeling dat we dan goede keuzes maken, daar hebben we ons verstand voor gekregen. Maar dat verstand moeten we dan wel gebruiken. En daar ontbreekt het ons nog wel eens aan. Ja, het is maar goed dat er nog politie is, want anders liep de boel mooi uit de hand met die vrije wil van ons!
Nu nog even terug naar wat Jezus zei. Die zei dus dat we wat kunnen leren van de bloemen en de vogels. Die laten zich verzorgen door God. En ze houden zich aan de regels. Daarbuiten gaan ze niet. En wat hebben die het goed. Ze komen helemaal tot ontplooiing en ze komen niets te kort. Zorgen hebben ze niet.
Volgens Jezus moeten we daar een voorbeeld aan nemen. Want daar kunnen we voor kiezen. We kunnen kiezen voor een leven waar we God heel bewust bij betrekken. Jezus zei: Zoek Gods koninkrijk, zoek Gods heerschappij over je leven. Want dat betekent het. Betrek Hem bij alles wat je doet.
Dat moet wel het mooiste zijn wat God beleven kan denk ik: dat mensen uit eigen vrije wil de keuze maken om samen met Hem door het leven te gaan! Terwijl ze ook het tegendeel zouden kunnen doen.
Nee, het is niet zo naïef als het lijkt: een voorbeeld te nemen aan de vogels. Je kunt met je vrije wil de keuze maken om God de verantwoording te laten dragen voor je leven. Je kunt ervoor kiezen om voortaan binnen de grenzen van het goede te blijven. Samen met God kun je dat. Dan kan Hij alles aan je kwijt wat Hij te geven heeft. Dan geeft Hij je de kracht om te breken met alles wat je leven nu nog bederft. Dan kan al het goede wat er in je zit toch nog tot ontplooiing komen. Dan kom je niets te kort en kun je voortaan je zorgen bij Hem kwijt.
“Ja, let op de vogels!” zegt Jezus. “Zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver ga jij de vogels te boven! Zeg daarom niet zo bezorgd: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? Want naar al deze dingen gaat het zoeken van de heidenen uit. Want je hemelse Vader weet, dat je dit allemaal nodig hebt. Maar zoek eerst zijn Koninkrijk en zijn gerechtigheid en dit alles zal je bovendien gegeven worden…”
Als dit je aanspreekt, dan kun je dat tegen God zeggen. Dan zul je merken dat Hij er is. Dan is het ook niet zo moeilijk meer om jezelf aan zijn zorg toe te vertrouwen.