hoe kun je nog in God geloven na Auschwitz

0
3923

Elie Wiesel is een jood van Roemeense afkomst. Als kind was hij erg godsdienstig. Toen hij vijftien was, werd hij door de Duitsers gevangengenomen, samen met zijn ouders en zijn zusje. Ze kwamen in Auschwitz terecht.

Z’n moeder en zusje werden bij aankomst meteen vergast. Zijn vader stierf niet zo lang daarna. Zelf overleefde hij het. Na de oorlog schreef hij een boek over zijn vreselijke ervaringen. Het heet: “De Nacht”. Ik wil je daar één klein stukje uit laten lezen. Het gaat over een terechtstelling van twee mannen en een jongen in dat kamp.

“De drie ter dood veroordeelden klommen tegelijkertijd op hun stoelen. De drie nekken werden tegelijk in de stroppen gestoken. “Leve de vrijheid!” riepen de volwassenen. Maar het kind zweeg. “Waar is de goede God, waar is Hij?” vroeg iemand achter mij. Op het teken van de commandant werden de stoelen weggenomen. Er heerste doodse stilte in het kamp. “Hoofden ontbloten!” schreeuwde de commandant. Zijn stem klonk schor. En wij, wij huilden. “Hoofden bedekken!” Toen begon het defilé. De twee mannen leefden niet meer. Hun tong hing uit hun mond, dik en blauw. Het derde touw bewoog nog: het kind dat zo licht was, leefde nog… Langer dan een half uur bleef hij hangen, tussen leven en dood, stervend onder onze ogen. En wij moesten hem recht in het gezicht kijken. Toen ik langs hem ging, leefde hij nog. Zijn tong was nog rood, zijn ogen niet gebroken. Achter mij hoorde ik dezelfde man vragen: “Waar is God toch?” En binnen in mij hoorde ik een stem die antwoordde: “Waar is Hij? Hier – hier is Hij opgehangen – aan deze galg.” Voor Elie Wiesel was dit het einde van zijn geloof in God. Wat hem betrof hing God daar aan die galg en was Hij daar voor altijd gestorven. Voor hem was God op dat moment dood gegaan.

In het vorige stukje had ik het over allerlei erge dingen die je kunnen overkomen. En ik probeerde toen uit te leggen dat het lijden nooit zinloos behoeft te zijn. Mooi gezegd natuurlijk. En meestal werkt dat ook wel zo. Maar als je kijkt naar wat er allemaal in Auschwitz gebeurde, dan komt het toch wel vreselijk oppervlakkig en goedkoop over als je zegt dat dat op één of andere manier misschien ook wel zin zal hebben gehad…. Toch wil ik proberen hier nog wat over te zeggen. Niet omdat ik denk dat ik daar het antwoord op zou hebben. Want het is de allermoeilijkste vraag die er is: hoe de hel van Auschwitz te rijmen is met het bestaan van God. Praktisch iedereen zit met die vraag. Nee, daar heb ik ook geen antwoord op.

Maar misschien kunnen we eens luisteren naar de eerste christenen, wat die daarover zeiden. Want die hadden namelijk hetzelfde meegemaakt. Ze stonden erbij toen Degene op wie ze al hun hoop hadden gevestigd op de meest gruwelijke wijze om het leven werd gebracht. Niet aan een galg, maar op de manier waarop de Romeinen 2000 jaar geleden de ergste misdadigers ter dood brachten. Die misdadigers werden namelijk opgehangen door ze met hun handen vast te spijkeren aan een paal met een dwarsbalk. Daar hingen ze dan met uitgespreide armen. Maar als je met gespreide armen aan je handen opgehangen wordt, dan kun je bijna niet meer ademen. Dan stik je. Om dat te voorkomen, werden ze dan ook nog met de voeten zo vastgespijkerd dat ze zich konden opdrukken. Alleen was dat vreselijk pijnlijk, dat kon je maar even vol houden. Dan moest je je weer laten zakken. Dat veroorzaakte ademnood en daardoor werd je weer gedwongen om jezelf op te drukken. En zo ging dat maar door. Uren lang soms. Omdat je bij deze vorm van executie maar heel weinig bloed verloor, duurde het vaak uren voordat de dood je uit dat vreselijke lijden verloste. Kun je je voorstellen wat er door de vrienden van Jezus heenging toen ze Hem daar zo zagen worstelen met de dood?

Maar het lichamelijke lijden van Jezus was nog niet het ergste. Vóór zijn terechtstelling had Hij een heel indrukwekkend leven geleid: Hij was immuun voor corruptie en leefde een uitzonderlijk zuiver leven. Hij had een onuitputtelijk geduld en Hij beschikte over krachten om zieken te genezen en zelfs doden op te wekken. Elke keer zei Hij dat Hij dat alleen maar kon omdat Hij in een open relatie leefde met de Bron van het leven. Die noemde Hij zijn hemelse Vader. Daar putte Hij al zijn troost en kracht uit. Daarover sprak Hij en Hij beloofde ervoor te zullen zorgen dat deze manier van leven binnen bereik zou komen van iedereen.

De geestelijke leiders in die tijd konden dat niet hebben. Ze vonden het godslasterlijk dat Hij God zijn Vader noemde en dat de grote massa in Hem begon te geloven. Ze kregen het bij de Romeinse overheid voor elkaar dat Hij ter dood werd gebracht op een dag dat er ook nog twee echte misdadigers zouden worden terechtgesteld. Je moet het maar eens lezen in één van de verslagen die daarover bewaard zijn gebleven. Zoals dat gebruikelijk was in die tijd, kon iedereen die terechtstelling bijwonen. Daar maakten de geestelijke leiders dan ook dankbaar gebruik van. “Waar is je God nou?!” riepen ze Hem toe. “Je beweerde toch dat God je Vader was en dat je putte uit de kracht die Hij je gaf? Nou, laat het nu dan maar eens zien en laat je door Hem verlossen! Dan zullen wij ook in je geloven!”

Toch was de spot en de verachting van de religieuze leiders ook nog niet het ergste. Het allerergste was dat Hij op het moment dat de nood het hoogst was het contact met God verloor. Hij raakte de Bron kwijt waaruit Hij al zijn kracht putte. Niet alleen voor zijn besef, maar heel reëel. God was er niet meer voor Hem. “Mijn God, mijn God, waarom hebt u Mij verlaten!!!” schreeuwde Hij uit in doodsangst.  Toen werd het laatste restje geloof dat zijn volgelingen tot op dat moment misschien nog hadden, definitief de bodem ingeslagen. Van Jezus hadden ze geleerd in alles op God te vertrouwen. Maar nu was Jezus zelf dat vertrouwen kwijt. Hij schreeuwde het zelfs uit dat God Hem verlaten had. Wat moesten zij dan nog?

Even later stierf Hij. Voor hen was dit het einde van hun geloof in God, dat kon niet anders. Wat hen betreft hing God daar aan dat kruis en stierf Hij daar. Dit was het absolute einde van hun geloof in een God die alle macht had. Ze hadden geen andere keus, hoe graag ze ook hadden gewild. Ze waren op hetzelfde punt gekomen als Elie Wiesel over wie ik het in het begin had…

Toch trokken diezelfde volgelingen niet lang daarna vol vuur de wereld in en raakten niet meer uitgepraat over God en over Jezus Christus! Het werd ze niet altijd in dank afgenomen. Velen van hen kwamen op een vreselijke manier aan hun einde. Maar hun vuur was niet meer te blussen. Het had een sneeuwbal-effect dat doorwerkt tot op de dag van vandaag! Wat was er gebeurd? Het klinkt ongelofelijk, maar Jezus Christus was drie dagen na zijn terechtstelling opgestaan uit de dood.

Om een beetje te begrijpen wat dat wilde zeggen, moet ik je even iets vertellen over een jeugdleider die in de vakantie verantwoordelijk was voor een stel jongens van 14 tot 17 jaar. Zelf was hij ook nog maar 19. Ze probeerden hem natuurlijk uit. Vooral toen ze aan de weet kwamen dat hij op Judo had gezeten en een keer jeugdkampioen was geweest van Noord Holland. Ze daagden hem op allerlei manieren uit en wilden wel eens met hem vechten. Ze waren er absoluut zeker van dat ze hem met z’n allen makkelijk de baas konden. Na een paar dagen werd hij het een beetje zat en zei dat ze dat dan maar eens een keer moesten proberen. Nou, dat lieten ze zich geen twee keer zeggen. Op een avond na het eten gingen ze in optocht naar het grasveld. Hij vertelde ze dat ze hem op allerlei manieren mochten vastgrijpen. Dan zou hij proberen los te komen. Nou, dat deden ze. Een paar klemden zich vast aan zijn benen. Een paar draaiden zijn armen op zijn rug en hielden die stevig vast. Aan zijn nek hingen er ook twee of drie, terwijl de rest hem van achteren, van voren en van opzij om zijn middel vastgrepen. “Zijn jullie klaar?” riep hij. “Nee, nog niet!” schreeuwden ze. En ze pakten hem nog steviger vast dan ze al deden. Zijn mede-staffers zagen het donker voor hem in. Toen gebeurde het. Hoe hij het voor elkaar kreeg is moeilijk te achterhalen, maar na enkele ogenblikken vlogen al die stoere jongens in alle richtingen over het grasveldje. Gelukkig gebeurden er geen ongelukken, maar ze bliezen wel strompelend, steunend en kreunend de aftocht. De overwinning was volkomen. Die was zo overtuigend dat ze er nooit meer over begonnen. Ja, die jeugdleider was zo verstandig geweest om de jongens ruim de gelegenheid te geven om alles te doen wat ze konden. Ze haalden het onderste uit de kan. Daardoor was zijn overwinning ook zo definitief.

Nou, datzelfde gebeurde eigenlijk ook twee duizend jaar geleden bij de terechtstelling van Jezus Christus. Hij liet op dat moment alles, maar dan ook alles op zich afkomen: de helse marteling van de kruisiging, de duivelse haat van de mensen die Hem dat aandeden, de angstaanjagende satanische duisternis die daarachter zat en het besef dat Hij daar volkomen machteloos aan was overgeleverd. Alles wat duister was en vals en gemeen kwam over Hem heen toen Hij daar hing. Inclusief de godverlatenheid en de dood. Hij liet zich volkomen overwinnen door het kwaad. Om eens en voor altijd de macht van het kwaad te breken. Dat gebeurde toen Hij door Gods kracht opstond uit de dood.

Voor de eerste christenen betekende het opstaan van Jezus uit de dood een revolutie in hun denken. Zelfs het meest afgrijselijke lijden betekende nu niet meer het absolute einde voor hen. Het was niet meer afgelopen met de dood. Er waren geen doodlopende wegen meer. Er is altijd een vervolg. Is het niet in dit leven, dan in elk geval in het leven hierna. Dat had Jezus door zijn opstaan uit de dood bewezen. Daar raakten ze niet over uitgepraat. Het kon ze nu ook niets meer schelen of ze werden vervolgd of ter dood gebracht. Ze waren niet meer stuk te krijgen.

Maar is dit nu het antwoord op die moeilijke vraag over Auschwitz? Is de vraag hoe het bestaan van een almachtige God te rijmen is met alle ellende van een concentratiekamp daar nu mee beantwoord? Nou, wanneer je je ogen sluit voor wat er met Jezus Christus gebeurd is niet. Dan zul je tot dezelfde conclusie komen als Elie Wiesel. Dan is God er gewoon niet meer. Dan is God wat jou betreft dood. Maar wanneer je oog krijgt voor wat er gebeurde met Jezus Christus, dan ga je beseffen dat er veel meer is dan wat we aan de buitenkant kunnen zien. Dan ga je begrijpen dat er twee machten aan het werk zijn in deze wereld: de macht van de duisternis en de macht van het licht. En dan weet je zeker dat uiteindelijk het licht zal overwinnen. Ook al lijkt het tegendeel soms het geval. Dat ga je dan ook merken in je eigen leven. Maar je weet dan ook dat er voortdurend gekozen moet worden: laat je je inpakken door de macht van de duisternis, of kies je voor het licht? Jezus zei het zo: “Ik ben als een licht in de wereld gekomen om iedereen die op Mij vertrouwt uit de duisternis te verlossen.” Daar kunnen we voor kiezen. Ook nu nog. Maar daar hangt wel een prijskaartje aan. Want zolang dat aanbod nog geldt, moet de duisternis nog worden getolereerd. Met alle gevolgen van dien. Maar voor degenen die de goede keuze hebben gemaakt, geldt dan wat ik de vorige keer heb aangehaald uit één van de brieven van de eerste christenen. “Eén ding weten wij: voor wie Hem liefhebben, laat God alles meewerken voor hun bestwil. Want Hij heeft een plan met hen.” En dat plan gaat door. Zelfs dwars door arena’s met wilde dieren, brandstapels en concentratiekampen heen. Daar staat Jezus Christus garant voor.

Natuurlijk, wij hebben hier makkelijk praten. Er is niemand die ons iets in de weg legt. Maar dat alle dingen ten goede kunnen medewerken, dat kunnen we ook al ervaren in de kleine dingen die je tegen kunnen zitten. Daar hebben we al over gehad. En dat is erg bemoedigend. Als we ervaren dat het in het klein werkt, dan weten we dat dat ook zal werken wanneer er moeilijker tijden zullen komen. En dat is een rustgevende gedachte.

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in