een druppel op een gloeiende plaat

0
3177

“Je kunt beter een kaars aansteken dan de duisternis vervloeken.” Heb je dat gezegde wel eens gehoord? De duisternis vervloeken heeft geen enkele zin.

Je kunt veel beter een kaars aansteken. Doe iets goeds, al lijkt het nog zo weinig. Dat is beter dan alsmaar zeuren over wat er allemaal verkeerd gaat. Dan gebeurt er tenminste wat. Ja, makkelijk gezegd zeg je nu misschien. ’t Klinkt mooi: doe iets goeds, al lijkt het nog zo weinig! Maar als je het gevoel hebt dat het alleen maar een druppel is op een gloeiende plaat, nou, dan ben je het gauw zat hoor. Dan heeft het maar weinig zin! Of niet soms?!

Maar dat kleine beetje goeds wat je doet, dat zou toch ook een vonk in de hooiberg kunnen zijn? Want dat kan ook hoor! Zo’n vonk stelt ook niks voor op het eerste gezicht. Maar je hebt er geen idee van wat één zo’n klein vonkje uit kan werken!

Er is een groot verschil tussen een druppel op de gloeiende plaat en een vonk in de hooiberg, dat is wel duidelijk. Het vuur van een vonkje grijpt om zich heen en vermenigvuldigt zich. Maar een druppel op een gloeiende plaat verdampt alleen maar, meer niet.

Maar hoe kom je nu aan de weet of het goede wat je doet een druppel op een gloeiende plaat is of een vonk in een hooiberg? Het geld dat je geeft aan ontwikkelingshulp bijvoorbeeld, is dat geen druppel op de gloeiende plaat? De mensen daar zijn vaak zo corrupt als ’t maar kan. Heel wat van dat ontwikkelingsgeld komt waarschijnlijk in de verkeerde zakken terecht. En àls er met dat geld nog iets goeds gebeurt en er komt wat van de grond, dan is er na een paar jaar meestal niet zo veel meer van over. Gewoon omdat het verantwoordelijkheidsgevoel bij die mensen daar over het algemeen ontbreekt. Dweilen met de kraan open dus.

Maar is dat altijd zo? Is ontwikkelingswerk altijd maar een druppel op de gloeiende plaat? Waarom zou het ook niet eens een keer een vonk in een hooiberg kunnen zijn? Dat moet toch ook kunnen?

Ja, dat kan zeker. Alleen moet er dan wel wat meer gebeuren dan alleen maar het geven van wat geld of het installeren van een waterpomp of zo iets. Dan moet er met de mensen zelf ook wat gebeuren.

Weet je, wanneer je iets geeft uit medeleven en liefde voor degenen die het daar moeilijk hebben, dan zou je eigenlijk met het geld daar ook je liefde en je medeleven bij moeten kunnen geven. Want als je ze iets van je medeleven en liefde zou kunnen geven, dan zouden zij op hun beurt ook weer gaan meeleven met anderen. Je zou ze dus niet alleen je geld moeten kunnen geven, maar ook je motivatie. Dan zou het inderdaad een vonk in een hooiberg zijn. Dan zouden die mensen niet alleen zelf geholpen worden, maar ze zouden op hun beurt ook weer anderen willen gaan helpen.

“Man, hou toch op!” hoor ik je al zeggen. “Het zou mooi zijn als dat allemaal kon hoor! Maar hoe kun je een ander nou je motivatie geven?! Dat kan toch helemaal niet?”

Toch wel. Het is maar net waar je je motivatie vandaan haalt. Kijk, wanneer je toevallig als een gevoelig en medelevend persoon geboren bent, dan kun je die gevoeligheid en dat medeleven niet aan een ander overdragen. Dat hoort gewoon bij je karakter. Dat heb je of je hebt het niet.

Maar wanneer je goede dingen doet omdat je geïnspireerd wordt door iets of iemand buiten jezelf, dan ligt dat anders. Want alles wat je zelf ontvangen hebt, dat kun je ook weer doorgeven aan een ander. Je kunt een ander namelijk duidelijk maken waar jij je door laat inspireren. En waar jij je door laat inspireren, daar kan de ander zich dan ook weer door laten beïnvloeden.

Zo werkte dat vroeger bijvoorbeeld bij het socialisme. De mensen die zich door het socialisme lieten inspireren en daardoor tot allerlei goede activiteiten kwamen, die staken anderen aan. Bij alles wat ze deden spraken ze ook over hun motivatie. Daardoor werkte het aanstekelijk. Het vermenigvuldigde zich. Er kwamen op die manier steeds meer mensen die zich door het socialisme lieten inspireren. Dat was dus geen druppel op de gloeiende plaat, maar een vonk in een hooiberg.

Alleen had het socialisme zijn beperkingen. Het had alleen maar antwoorden op sociale misstanden in het materiële vlak. Maar op de problemen van het hart zoals verdriet, eenzaamheid, angst, jaloezie, afgunst, egoïsme en dat soort zaken, daar had het socialisme geen antwoord op. Ja, wanneer de mensen het materieel maar beter zouden krijgen, dan zouden al die problemen vanzelf wel verdwijnen, dachten ze. Maar dat bleek een illusie te zijn…

Nog even terug naar de ontwikkelingshulp. In een blaadje stond een verslag van een groepje jonge mensen die naar één van de Centraal-Aziatische republieken waren vertrokken en daar aan het werk waren gegaan. Niet geïnspireerd door het socialisme, maar door iets anders.

“Ik hoop dat het bij u warmer is dan hier bij ons in Tadzjikistan”, schreven ze in dat verslag. “Sinds jaren is de winter niet zo koud geweest als nu. In de stad is er geen gas en slechts heel weinig elektriciteit. De meeste waterleidingen zijn bevroren. Het gevangenen-project waarmee we zijn begonnen, is de laatste tijd in een crisis geraakt. In de maand januari zijn er maar liefst twaalf gevangenen aan ondervoeding overleden. Het aanvullende voedselpakket dat we verstrekken, is sinds november het enige eten dat de gevangenen krijgen. We doen ons uiterste best om voldoende etenswaar aan te slepen, maar we vechten letterlijk tegen de dood. Velen zijn ziek en liggen op sterven, uitgemergeld en verzwakt. Ik heb zoiets alleen gezien op foto’s van Auschwitz. De gevangenen zitten met twintig man opeen gepakt in kleine kamertjes. De temperatuur schommelt om het vriespunt. De ramen staan open vanwege de ondraaglijke stank. Sommigen liggen ongekleed op een bed, zonder beddengoed.

Er zijn meer dan twintig tuberculose-patiënten onder de gevangenen. Medicijnen zijn niet voorradig. Velen lijden bovendien aan allerlei huidziekten door gebrek aan water en zeep. Drinkwater wordt slechts sporadisch aangevoerd met tankwagens.

Te midden van deze onvoorstelbare ellende, is er ook een klein beetje goed nieuws. De meeste van deze gevangenen zouden waarschijnlijk reeds enige weken geleden gestorven zijn als ze geen voedsel van ons hadden gekregen. We hebben volledig vrije toegang tot de gevangenis en de ambtenaren zijn ons zeer ter wille. Sinds we met onze hulpverlening zijn begonnen is het sterftecijfer aanzienlijk gedaald…”

Een druppel op de gloeiende plaat? Of zou het een vonk in de hooiberg kunnen zijn? Waarschijnlijk het laatste. Die jonge mensen putten namelijk hun inspiratie niet uit zichzelf. Ze halen hun motivatie ergens anders vandaan. Ze putten hun inspiratie uit dezelfde bron als de eerste christenen. En dat werkt aanstekelijk. Dat kunnen ze doorgeven. Een aantal van die gevangenen hebben niet alleen het eten aangenomen van ze, maar ook hun motivatie. Ze hebben, net als zij, contact gezocht met Jezus. En dat verandert nu hun mentaliteit. En daardoor begint ook de sfeer een beetje te veranderen in die verschrikkelijke omgeving.

Ja, je kunt beter een kaars aansteken dan de duisternis vervloeken, zei ik in het begin. Die jongens en meisjes daar in Tadzjikistan, die hebben daar iets van begrepen.

Als een kaars wordt aangestoken, dan komt er een vlammetje van buitenaf en die zet dan het hart van de kaars, de pit, in brand. Zo hebben zij hun hart in vuur en vlam laten zetten door Jezus Christus, en zijn daar toen heengegaan in het vertrouwen, dat het weinige dat ze daar zouden kunnen doen, zeker geen druppel op de gloeiende plaat zou zijn.

Dat kan hier ook. Het hoeft echt niet spectaculair te zijn wat je doet. Als je je inspiratie maar zoekt op de goede plaats. Dan gebeurt er meer dan je voor mogelijk houdt. Want dan werkt het aanstekelijk: als een vonk in een hooiberg!

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in