iedereen weet dat het kruis het voornaamste symbool van het christendom is. Dat is eigenlijk heel opzienbarend als je bedenkt wat een kruis feitelijk voor een ding was.
Het kruis was een werktuig om mensen ter dood te brengen, veel wreder en onmenselijker dan de galg. Heel weinigen van ons hebben ooit een terechtstelling door ophanging meegemaakt, maar deze manier van terechtstellen staat qua tijd en plaats nog zo dicht bij ons, dat we het uiterst merkwaardig zouden vinden, zo niet smakeloos, als een godsdienst de galg tot zijn symbool zou maken.
De eerste christenen werden vaak rechtstreeks geconfronteerd met kruisigingen, en het was niet van het begin af aan zo vanzelfsprekend dat het kruis het symbool van het christendom zou worden. Het duurde in feite geruime tijd voordat het kruis algemeen ingeburgerd raakte. In de eerste tijd moet men er een zekere afstand van hebben genomen. Want niet alleen de geraffineerde marteling die deze manier van sterven inhield wekte afschuw, maar het was ook nog zo, dat niet iedereen op die manier aan zijn einde kwam. Zo stierven alleen gevluchte slaven en misdadigers.
We bevinden ons in een heel andere wereld als we denken aan Socrates in zijn dodencel. Daar ledigt de filosoof met vaste hand de gifbeker, terwijl hij ondertussen rustig het filosofische gesprek dat hij met zijn vrienden heeft voortzet. Een waardige dood, een stijlvolle dood, zo kun je het gerust noemen. Een kruisiging had niets van dat alles, die was alleen maar mensonterend, alleen maar afschuwelijk.
Dat het kruis desondanks het symbool van het christendom is geworden zal dan wel een hele goede reden hebben gehad. Op de een of andere manier moeten we hier tot de kern van het christelijk geloof zijn doorgedrongen. Achter deze ogenschijnlijke smakeloosheid moet een geheim schuilen.
Om dat geheim te benaderen, nemen we een merkwaardige episode, die door alle evangelisten vermeld wordt, als uitgangspunt. De avond voor Goede Vrijdag, dus de avond voor Hij zou sterven, nam Jezus de discipelen mee naar een tuin aan de voet van de Olijfberg. We laten opnieuw Markus aan het woord:
‘En zij gingen naar een plaats, genaamd Gethsemane, en Hij zeide tot zijn discipelen: Zet u hier neder, terwijl ik bid. En Hij nam Petrus en Jakobus en Johannes mede. En hij begon zeer ontsteld en beangst te worden. En Hij zeide tot hen: Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt. En Hij ging een weinig verder en Hij wierp Zich ter aarde en bad, dat indien het mogelijk ware, die ure aan Hem zou voorbijgaan, en Hij zeide: Abba, Vader, alles is U mogelijk, neem deze beker van Mij weg. Doch niet wat ik wil, maar wat Gij wilt’ (Markus 14:32-36).
Om enig perspectief in deze scene te brengen kunnen we weer aan Socrates denken. Hij is rustig en beheerst in zijn dodencel. Zijn vrienden huilen en verliezen hun zelfbeheersing, maar de held zelf niet. Hij stierf zoals je verwacht dat een held zal sterven. In de oudheid was het voor religieuze of filosofische leermeesters tamelijk gebruikelijk om hun leer met een dergelijke dood te bezegelen. Dat verwachtte iedereen.
Maar Markus vertelt dat de Here Jezus door angst en zwakheid werd bevangen bij de gedachte aan zijn dood. Markus wist heel goed dat hij de Here Jezus in de ogen van veel mensen blameerde door dit te vertellen, maar hij zette het er toch bij.
Opnieuw worden we ermee geconfronteerd dat er een geheim moet schuilen in dat wat er gebeurt, een geheim achter het kruis en een geheim achter de scene in Gethsemane, dat zin geeft aan het ogenschijnlijk zo zinloze. Er moet iets zijn wat het van levensbelang maakt om te vertellen over het kruis en Gethsemane.
Laten we beginnen met de vraag: Waar was de Here Jezus zo bang voor? Voor de kruisiging zelf, voor de marteling? 0 ja, daar was alle reden voor. Maar we krijgen niet de indruk dat het in laatste instantie daarom ging. Op Goede Vrijdag stond de Here Jezus kalm rechtop. In Gethsemane moet iets anders, iets belangrijkers aan de hand zijn geweest.
Op dit punt helpt het verhaal ons verder. ‘Neem deze beker van Mij weg’. Wat wordt daarmee bedoeld? Wat voor een beker? Voor Jezus zelf, voor de evangelist en voor de eerste lezers was het niet zo raadselachtig, want die waren bekend met de wereld van het oude testament. Maar wij hebben wel dringend een verklaring nodig. Laten we het eens proberen. Denk je al het onrecht dat er in de wereld is begaan eens in, alle slechte dingen, alle wreedheid, alle boze woorden, alle laster – denk je dat allemaal eens in, ‘verzameld’ in een beker. Wij kunnen ons er natuurlijk geen voorstelling van maken wat die beker allemaal zou bevatten; die afschrikwekkende hoeveelheid gaat ons bevattingsvermogen te boven. Maar de ingrediënten kennen we wel zo’n beetje uit ons eigen leven. Al onze liefdeloze woorden – die zitten erin. Dat we aan onszelf en nog eens aan onszelf hebben gedacht, toen we aan anderen hadden moeten denken – dat zit erin. Dat we voor God gevlucht zijn en niets met Hem te maken willen hebben – dat zit er ook in. Alles wat we in onze situatieschets hebben besproken – het zit er allemaal in. Je zult die beker wel niet precies voor je zien, maar misschien heb je er enig vermoeden van wat het zou betekenen om hem te ledigen. Te drinken. Dat zou betekenen: de straf voor al die dingen op je nemen, de huiveringwekkende gevolgen ervan ondergaan. De straf ondergaan en daarmee de schuld delgen.
Ook dat gaat ons bevattingsvermogen ver te boven, maar we vermoeden welke realiteit er achter het beeld schuilt. Het beeld is heel bekend uit het oude testament. De beker wordt daar ‘de beker van Gods gramschap’ genoemd (Jeremia 25:15; vgl. Jesaja 51:17). Deze beker was het, waarvan de Here Jezus smeekte dat die Hem voorbij zou gaan, die avond in Gethsemane. En daarom heeft Markus (net als de andere evangelisten) erover verteld, zodat iedereen zou begrijpen wat het heeft gekost, welke prijs er betaald is om zonde en schuld uit de wereld te helpen. Het was niet de normale doodsangst van een gewoon mens. Het was Gods Zoon die menselijk gesproken alleen maar kon terugdeinzen voor de taak die Hem was opgelegd: de schuld van zondaars tot de zijne te maken en er voor te boeten. Zozeer moest de zonde op Hem gelegd worden dat Paulus kan zeggen dat ‘Hij tot zonde werd gemaakt’:
‘Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem’ (2 Korinthe 5:21).
Dit is het geheim. Dit is het geheim van het kruis. Gods Zoon werd onze plaatsvervanger. Alles wat van ons was werd op Hem gelegd: het werd als het zijne beschouwd. Onze grote en kleine overtredingen, ons liefdeloze hart; ja, zelfs onze verdoemenis werd op Hem gelegd. Toen Hij aan het kruis riep:
‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ was het onze verdoemenis die Hij op Zich nam. Hij dronk de beker der gramschap tot op de bodem toe leeg.
‘Om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden’ (Jesaja 53:5).
Luther spreekt van iets dat hlj de ‘zaligmakende ruil’ noemt. Dat wil zeggen: omdat de Here Jezus al het onze op Zich heeft genomen kan al het Zijne van ons worden. Zijn vrede, Zijn rechtvaardigheid, Zijn relatie tot God de Vader. Alles wat ons van God gescheiden houdt, alles wat ons gevangen houdt als slaven, al die dingen heeft de Here Jezus op Zich genomen. En in ruil daarvoor krijgen wij Zijn vrijheid.
We kunnen natuurlijk vragen of dat nu allemaal werkelijk nodig was. Er zullen altijd mensen zijn die het beter menen te weten: ‘Er zal toch wel een eenvoudiger manier zijn om de weg naar de hemel voor ons open te leggen?’ Veel mensen zijn bovendien van mening dat die geschiedenis met het kruis en het zoenoffer van Christus een beetje te barbaars is, een beetje te primitief. Was dat nu allemaal nodig?
Ja, dat weet natuurlijk geen mens. Maar als er een eenvoudiger weg had bestaan, een weg die er niet toe leidde dat Gods Zoon het offer moest brengen dat Hij gebracht heeft – zou God die weg dan niet hebben gekozen?
‘ik ben de goede Herder. De goede Herder geeft zijn leven voor de schapen’ (Johannes 10:11).
Dat is niet de logica van de betweters. Dat is de logica van de liefde.
Als je gevaar zou lopen te verdrinken en je werd uit het water gehaald door iemand van de reddingsbrigade dan zou je natuurlijk achteraf kunnen vragen of het nu eigenlijk nodig was dat hij er zelf in sprong. Hij had immers zelf ook kunnen verdrinken! Had het niet wat gemakkelijker gekund, bijvoorbeeld met behulp van een reddingsboei? Zoals gezegd, je zou zoiets best kunnen vragen, maar het zou toch wel een enigszins vreemde vraag zijn uit de mond van degene die is gered.
De Here Jezus heeft ons gered door Zijn leven te geven. En degenen die zich uit het water laten halen stellen een vraag die wel even anders klinkt. Zij vragen: Hoe is een dergelijke liefde mogelijk? En dan danken ze.